In 1997 schreef Ploos van Amstel onderstaand artikel voor Kunstschrift, waarin hij zijn ervaringen deelde over de 2 zomers die hij doorbracht bij de Schule des Sehens van Oskar Kokoschka in Salzburg.
In de zomer van 1953 beklom het eerste internationale
gezelschap cursisten de Hohen Salzburg, de immense burcht boven de stad, om
deel te nemen aan de daar gevestigde "Internationale Sommerakademie für bildende Kunst, künsterlische Leitung Oskar
Kokoschka", later ook aangeduid met de ondertitel "Schule des
Sehens".
De beginselen van het vak kan door iedere vakman worden
aangeleerd, maar op een hoger niveau legt de artistieke kwaliteit en het
persoonlijk inzicht van de meester gewicht in de schaal. Zo heeft Zadkine in
Parijs na de oorlog velen getrokken, ook uit ons land, en, in mindere mate,
Kokoschka in Salzburg. Waarom ging ik naar Kokoschka ? Mij trok zijn werk
vooral, toen, maar ook nu. Hevig bewonderde ik zijn emotievolle aanpak, de
psychisch uitgediepte portretten, de dramatische maar ook zo vitale
ruimtebeleving in zijn landschappen, zijn felle tekenschriftuur. En natuurlijk
trekt dan de ontmoeting met de "meester" zelf.
Oskar Kokoschka, (dubbelportret van Hans Mardersteig en Carl Georg Heise), olieverf op doek, 100x144 cm, 1919. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
"O.K." stelde in dit alles niet teleur. Goed
herinner ik mij de eerste aankomst en Kokoschka's entree: groot en steil van
gestalte, de sonore stem met het zwaar Zuid-Duitse accent, breed van gebaar, en
overvloeiend van sentiment bij de herkenning van studenten van vorige jaren, van
de vrouwen in het bijzonder.
Ik schat het aantal deelnemers toen, in 1957, op rond de 40,
misschien ook meer, want ook het volgen van andere leergangen was mogelijk,
zoals architectuur bij Konrad Wachsmann en beeldhouwen bij Ewald Mataré, die dat jaar Manzu was opgevolgd.
Van de Nederlandse deelnemers die in Salzburg gewerkt hebben noem ik Rudi
Bierman, Paul Hugo ten Hoopen, Paula Ties, Jacky Sleghers, en Theresia van der
Pant bij Manzu.
Het programma is kort te omschrijven: schilderen naar model,
vijf weken lang, van negen tot vijf. Er werd constant en intensief gewerkt. Een
kleine groep schilderde met olieverf, de meesten aquarelleerden op formaat ±50x65 cm. De modellen, gekleed en
ongekleed, namen een 10 tot 15 standen per dag aan. Vóórgetekend werd er niet. Verwacht werd een direct, met
schilderachtige middelen neergezette figuur vanuit zijn totaliteit opgevat,
eventueel met een suggestie van omringende ruimte, daarbij met
"Schwung" gebracht. Geen beredeneerde constructie of anatomie, geen
tekenachtige finesse, geen decoratieve handgrepen zoals in de vijftiger jaren
in zwang - dat werd door Oskar Kokoschka als Quatsch afgedaan. "Eine Figur
im Raum" was het thema, een beperkt maar essentieel studieobject. Oskar
Kokoschka deed de ronde: stuk voor stuk legden wij het werk uit en volgden
gespannen zijn commentaar, terzake, kritisch en soms bewogen, in het Engels of
Duits. Zelf opende ik het gesprek maar snel in het Duits, een taal die ik meer
met zijn achtergrond verbonden vond dan het Engels. "Men moet schilderen
als een valk die op z'n prooi aanvalt" is een opmerking van hem die mij
zeer is bijgebleven.
Ploos van Amstel, (modelstudie), aquarel, 60x45 cm, 1957. Particuliere collectie, Haarlem
Zijn didactische opvatting is hierboven al aangeduid, maar
soms, meer luisteraars om zich heen verzamelend, plaatste hij zijn ideeën in groter verband en sprak over de
waarde van het persoonlijk onbevooroordeeld zien, over das Schauen, en over de
(historische) betekenis van de aanschouwelijkheid en van de visuele beleving
van de wereld. Hij vond daarin een humanistisch ideaal belichaamd, zoals hij
dat ook in theoretische beschouwingen en soms in de thematiek van zijn werk
heeft uitgedragen. Ook klonk daar wel misprijzen door over de abstracte kunst,
waarin het tekort aan het humane hem tegenstond(1).
Toonde de meester zich content met het gepresteerde van de
dag, dan kon de gelukkige een beloning in de vorm van een snoepje, ein Bonbon,
deelachtig worden. Later vroegen wij elkaar: hoeveel heb jij er al? Vier? Ik
vijf! Soms werd Oskar Kokoschka op zijn ronde vergezeld door een andere
kunstenaar, of door de burgemeester van Salzburg, door ons kwaadaardig
Ortskommandant genoemd, en eens door mr. Wijsenbeek, directeur van het Gemeentemuseum
in Den Haag, kennelijk in verband met Kokoschka's expositie daar het volgend
jaar. Vaker ook met Friedrich Welz, directeur van de Sommerakademie en
belangrijk initiatiefnemer daarvan. Welz' galerie in Salzburg toonde die zomer
een schitterende collectie Kokoschkas; ook als uitgever van publikaties over
Kokoschka heeft hij veel voor hem gedaan.
Deze eerste jaren waren van een schitterend niveau.
Persoonlijk contact met de meester, zijn soms enthousiast geuite appreciatie
van je werk, de belangwekkendheid van zijn aanwijzingen..., het waren
onvergetelijke weken. Reeds een tweetal jaren daarna, heb ik begrepen, werd het
aantal deelnemers aan de Akademie zozeer uitgebreid dat het persoonlijk contact
met Kokoschka wel moest verschralen tot incidentele momenten, assistenten namen
een toenemend deel van zijn taal over. Ook zijn leeftijd en afnemende
gezondheid speelden mee. In 1963 beëindigde
hij zijn lessen (2) - wat dat betreft viel mijn verblijf nog net in de goede
jaren.
Wie zo'n periode ondergaat doet wat op. Trouwens, behoudens
de muziek waarmee de stad vervuld was, had het charmante Salzburg niet zó veel te bieden, te meer daar het
verblijf in mijn herinnering samenviel met een dertig dagen durende regenbui,
in Salzburg niet ongewoon. Ja, de muziek! De Festspiele gingen ons, jonge
kunstenaars, het budget te boven, maar de kerkconcerten en het Mozarteum
bezochten we geregeld. Ook daar manifesteerde Kokoschka zich. Blijkbaar graag
in het midden van de zaal gezeten, hoorde hij tot de eersten die opstonden en
zich door fors bravogeroep (her)kenbaar maakten - het theatrale is hem ook in
zijn werk niet vreemd. Hij speelde de meester, gelukkig wás hij het ook.
Nog meer dan de stapel aquarellen die ik mee naar huis nam,
spreekt mij de ervaring aan, in de nabijheid, in dialoog te zijn geweest met
een kunstenaar van wie Thomas Mann zei dat hij "zum Schauenden wird indem
er sieht". Een tastbare herinnering aan een door mij tot op de huidige dag
bewonderd kunstenaar, is het boekje dat ik meekreeg, "Kokoschka Fibel",
uitgave Galerie Welz 1957, met op het schutblad zijn handschrift:
(1) zie ook zijn toespraak tot de deelnemers in 1961, in
J.P. Hodin, "Kokoschka, the artist and his time", London 1966, pag.
184
(2) in Sion, Zwitserland hervatte hij later, dichter bij
zijn woonplaats Villeneuve, een dergelijke cursus.
|
Kunstschrift
jaargang 41, nummer 3 (mei/juni 1997)
Een special over Kokoschka, met bijdragen van o.m. Mariëtte
Haveman, Jaap Ploos van Amstel, Diederik Kraaijpoel, Paul Hugo ten Hoopen.
Een uitgave van Sdu en Openbaar Kunstbezit
|
|